Een traject moet een springplank zijn naar een duurzame job, geen tijdelijke wachtzaal.

De tijdelijke werkervaringstrajecten (TWE) bij het OCMW zijn een van de instrumenten die lokale besturen hebben om cliënten te begeleiden naar werk. Hieronder vallen art. 60 en art. 61. In bijna de helft van de gevallen (49,2 procent) lukt dat ook. Van die groep vindt 65,62 procent een job in het Normaal Economisch Circuit (NEC), de reguliere arbeidsmarkt zeg maar. 1 op de 3 (ongeveer 32,2 procent) komt dus op de reguliere arbeidsmarkt terecht, anderen gaan aan de slag als zelfstandige of in de sociale economie. Dat blijkt uit cijfers van 2022 tot en met juni 2025, die Tombeur opvroeg bij bevoegd minister Hilde Crevits (CD&V). 31,5 procent vroeg opnieuw een leefloon aan.

Het vormt zo het belangrijkste instrument om leefloongerechtigden te activeren en hen zo beroepservaring te laten opbouwen. Zo'n traject is positief: het zorgt voor structuur, nieuwe vaardigheden en werkervaring voor de cliënt. Op die manier worden de kansen op de arbeidsmarkt structureel vergroot. Meer mensen aan het werk zorgen voor een beter betaalbare sociale zekerheid”, zegt Tombeur. De cliënten kunnen aan de slag bij openbare diensten, privébedrijven of vzw's, terwijl het OCMW de juridische werkgever blijft.

Tombeur waarschuwt wel voor het draaideureffect. Zo kunnen cliënten die een TWE-traject hebben afgerond opnieuw een werkloosheidsuitkering aanvragen. “Een significante groep stroomt door naar de reguliere arbeidsmarkt. Duurzame tewerkstelling moet het doel zijn. Het kan niet de bedoeling zijn dat het een soort tijdelijke wachtzaal is voor de volgende werkloosheidsuitkering. Dat draaideureffect moeten we absoluut voorkomen.”

“Dat 31,5 procent na hun traject opnieuw een werkloosheidsuitkering aanvraagt, is het bewijs van dat draaideureffect. Dat is simpelweg te veel”, stelt Tombeur. “Het toont een lek in het activeringsinstrument aan dat we moeten dichten. De bedoeling van TWE-trajecten is om mensen toe te leiden naar werk. Zeker in de huidige krappe arbeidsmarkt moet de focus volledig liggen op duurzaam werk en niet op een draaideur voor de werkloosheidsuitkering.”

Provincie Vlaams-Brabant

Op Vlaams niveau stroomt 49,21 procent door naar werk als werknemer. In de provincie Vlaams-Brabant is dit 48,26 procent, waardoor ze net onder het Vlaamse gemiddelde blijven. Leuven: 64,27 procent, Aarschot (*): 73,31 procent, Diest: 51,04 procent, Tienen: 62,44 procent, Vilvoorde: 39,74 procent, Sint-Pieters-Leeuw: 40,57 procent, Halle: 35,46 procent, Zaventem: 43,97 procent.

“Het is goed dat er een grote groep aan de slag is. Maar ook hier moeten we oog hebben voor duurzame tewerkstelling na het doorlopen van een art. 60- of 61-traject, die onder de TWE vallen”, zegt Tombeur. In Vlaams-Brabant vraagt 28,5 procent opnieuw een werkloosheidsuitkering aan. Leuven: 25,2 procent, Aarschot (*): 23 procent, Diest: 53,1 procent, Tienen: 28,5 procent, Vilvoorde: 30,1 procent, Sint-Pieters-Leeuw: 50 procent, Halle: 31,5 procent, Zaventem: 28,9 procent. Van die groep vindt 65,62 procent een job in het Normaal Economisch Circuit (NEC). Dit betekent dat over de hele periode slechts 32,3 procent – of minder dan 1 op de 3 – van alle deelnemers effectief doorstroomt naar een reguliere job.

*Voor Aarschot zijn er geen cijfers beschikbaar van 2024.

Met de komende hervormingen moeten we dat lek dichten en voluit focussen op duurzaam werk.