Netto of bruto?

Sinds 1 januari 2025 betalen gebruikers van dienstencheques een euro extra. De cheque kost in Vlaanderen nu tien euro in plaats van negen. Ook de fiscale aftrek verdween. Iedere Vlaming beseft ook dat huishoudhulpen betere ondersteuning verdienen. De loon- en arbeidsvoorwaarden staan trouwens al langer ter discussie. Die lonen, bijvoorbeeld, zijn te laag: tussen de 13,63 en 14,47 euro bruto per uur (afhankelijk van de anciënniteit).

Zolang er geen akkoord is, stroomt het geld niet door naar de werkers. Daardoor staat er vandaag zo’n 84 miljoen euro geblokkeerd. Voor mij is het nochtans helder: iedere euro moet overgeschreven worden naar onze gewaardeerde huishoudhulpen. Verder riep al in november 2024 minister Zuhal Demir, gesteund door haar coalitiepartners, de sociale partners op snel een sociaal akkoord te sluiten. Het resultaat na vier maanden? Geen consensus. De dupe? De huishoudhulpen. Een gemiste kans of toch schuldig verzuim?

Of die ene euro netto of bruto is, daarover gaat vandaag de discussie. Werkgevers en werknemers verschillen erover van mening. De werkelijke kost van 1 euro netto is ongeveer 1,7 euro bruto. Werkgevers halen aan dat hun marges slinken. Dat is niet uit de lucht gegrepen, want het verdienmodel van de dienstencheques staat onder druk: volgens een studie van onder andere Graydon zou tot 42,4 procent van de dienstencheque-ondernemingen in 2022 verlieslatend zijn. De winstmarge op een dienstenscheque bedraagt gemiddeld 3 eurocent.

Extra kosten

De sector trok aan de alarmbel: ze vraagt een drastische prijsverhoging van de dienstencheques met vijf euro. Daarop besliste de minister om de discussie te laten objectiveren door een onderzoek van de Vlaamse Inspectie van Financiën.

Daarnaast is de prijs per dienstencheque misschien wel duidelijk, de totale kost voor de gebruiker is dat niet. Er kunnen immers allerhande kosten voor de gebruiker bijkomen: een opstartkost, dossierkosten, of andere bijkomende kosten. Dat verschilt per dienstenchequebedrijf: bij het ene zijn er geen extra kosten, bij het andere lopen die op tot wel vijf euro per dienstencheque. Minister Demir komt voor de zomer met een eenvoudige tool om orde te scheppen in die chaos.

Opvallend: in Wallonië werd sinds begin dit jaar het verbod op extra kosten geschrapt. In Brussel zijn de extra kosten – voorlopig – wettelijk geplafonneerd tot 0,30 euro per dienstencheque. Dat plafond wordt juridisch aangevochten.

Sociaal overleg

Sinds de regionalisering van de dienstencheques bewandelen de drie gewesten hun eigen weg. In Vlaanderen betaalt de gebruiker 10 euro voor de eerste 400 dienstencheques, in Wallonië is dat 10,20 euro voor de eerste 175 en in Brussel 10,20 euro voor de eerste 300 cheques. In Vlaanderen werd de belastingaftrek geschrapt. Voor ieder gewest gelden, samengevat, andere prijzen, voorwaarden en verplichtingen, en dus ook inkomsten. Dat zijn bepalende factoren voor het sociaal overleg.

Toch wordt dat sociaal overleg op federaal niveau geregeld. Akkoorden worden dus voor de drie gewesten samen gesloten, terwijl de drie systemen grondig verschillen. De werknemers eisen dan weer uniforme voorwaarden voor alle huishoudhulpen. Daar wringt het schoentje. Het resultaat is dan ook een sociaal overleg dat de realiteit negeert.

De komende maanden zijn cruciaal om het systeem van de dienstencheques overeind te houden. Dat kan enkel met een goed evenwicht tussen de financiële houdbaarheid enerzijds en gepaste arbeids- en loonvoorwaarden. Mijn oproep aan de sociale partners is eenvoudig: kom uit de loopgraven. Sluit een akkoord en toon dat het sociaal overleg als model niet failliet is. En natuurlijk: schat uw huishoudhulpen naar waarde.

Wordt — hopelijk — vervolgd.